Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Maar de kamer, welker voorste deel den weg naar het noorden is, is voor de priesteren, die de [87]wacht des altaars waarnemen; dat zijn de kinderen van [88]Zadok, die uit de kinderen van Levi tot den HEERE [89]naderen, om Hem te dienen. 87. Dat is, de bediening van het brandofferaltaar; waardoor sommigen [gelijk in vs.-1;45] verstaan den dienst der Levieten, dien zij den priesters in het offeren moesten doen bij het brandofferaltaar. Doch de aandachtige lezer kan vergelijken onder hfdst.44 vs.15. 88. Zie van dezen breder onder hfdst.44 vs.15. 89. Dit naderen en genaken tot den HEERE [waarvan ook in het volgende dikwijls vermeld wordt] was ene afbeelding van de nadering van Jezus Christus, onzen Middelaar, tot den Vader voor ons, en voorts van de voorbidding der herders voor hunne kudde en van alle gelovigen [als geestelijke priesters] in het algemeen, met hunne gebeden en godsdiensten, in Christus' naam. Zie Jer.30:21; Rom.1:9,10; Ef.1:16,17; Kol.4:12; Hebr.10:19,22, enz., en Hebr.13:17.